# Last update this page: 12-12-2017 |
In drie jaar tijd werd door de Duitsers in Nederland en in de rest van Europa, van Biarritz tot de Noordkaap, tussen 1941 en 1943 een enorm netwerk van verbindingen, radar en geleidingssystemen gebouwd. In Nederland waren deze verspreid over het gehele land zodat in elk deel van ons grondgebied electronische informatie en controle uitgevoerd kon worden. De Duitsers noemde dit soort systemen Funkmess-stellungen en deze werden gecontroleerd door hun Luftwaffe,Heer of door hun Marine. De marine apparatuur is vanzelfsprekend langs de kust opgesteld, zoals o.a. in Den Helder, Walcheren, Delzijl, Egmond, Schiermonnikoog en Ameland.
Alle bovengenoemde types stellingen waren ergens in Nederland aanwezig, en zijn verderop gedetailleerd. |
Bij de bouw van het systeem van Duitse luchtverdediging onderscheiden we in principe in Nederland 3 linies van Funkmessstellungen. De eerste lijn is die van vroegtijdige waarneming en alarmering; ook wel Himmelbett genoemd. Dit is de gehele kustlijn van Nederland, van Walcheren tot en met Schiermonnikoog.
De tweede lijn is die over het midden van het land en eindigt bij de Gazelle stelling in Veendam. Dat er op vaste afstanden tot elkaar grotere rondzoekradars stonden, als primaire waarnemers wordt hierdoor duidelijk.In de laatste oorlogsjaren was de techniek zo ver gevorderd dat dit mogelijk was geworden. Van de 360 graden lange afstandsradars (Jagdschloss) zijn er slechts 80 stuks gebouwd.
De derde lijn is de brede FLAK/zoeklicht gordel, ook wel RAUM genoemd over het oosten van het land. Deze gordel was meer dan waarneming, en geheel gekoppeld aan radargestuurde zoeklichten.
Fasering van de opbouw van Funkmessstellungen.
Zoals bij veel technische ontwikkelingen is het eerste produkt wat uitgevonden is, nooit het meest optimale of de meest perfecte oplossing. Gedurende een bepaalde tijd is er vaak een proefperiode nodig om de fouten/beperkingen eruit te halen en dit was zeker het geval bij de Duitse radarinstallaties en de daarmee samenvallende procedures. Een extra nadeel is het aspect van de geeiste versnelde ontwikkeling in oorlogstijd, waarbij iedere oplossing eerder vroeger dan later gewenst was. De enige rem om dergelijke oplossingen in het veld te plaatsen was het absoluut disfunctioneren van het apparaat al dan niet in zijn operationele omgeving.
Een voorbeeld ervan is de eerste versie van de Lichtenstein SN-2 boordradar van de nachtjagers; de eerste uitgeleverde typen waren volledig ongeschikt en belemmerden het functioneren van de nachtjager zelf. Een ander aspect bij de nachtjacht waren de enorme antennes op de neus van de jagers; een gevolg van het feit dat de Duitsers voor een lagere frequentie hadden gekozen dan de geallieerden in een vroegere ontwikkeling. Antennes hebben meestal een lengte van een half tot een kwart van de golflengte.
De piloten hadden er helemaal geen zin in om met deze opvallende stangen te vliegen, en wisten dat hun jagers hierdoor weer iets langzamer vlogen wat zeer nadelig was bij luchtgevechten met geallieerde vliegtuigen. Wellicht ook het begrip in de USA: "If it looks good it will fly good", maar dan het omgekeerde. Uiteindelijk is er tot inzet besloten toen bleek dat bij een testvlucht op Fliegerhorst Leeuwarden er beter resultaten bereikt werden dan, zonder de radarhulpmiddelen in de nacht. Dit was natuurlijk vanzelfsprekend en de nachtblindheid van de jachtvliegers werd hierdoor behoorlijk verminderd.
(zie onderstaande foto van een dergelijke nachtjager/bron: footnote.org)Zoals bij dit onderdeel van een vliegtuigradar betekende dit in principe andere procedures. Een gevolg van het feit dat de vlieger zelf nu het laatste traject naar het geallieerde vliegtuig zonder gevechtsleiding kon afleggen. In dit geval was de vijand de laatste 1,5 km op zijn radarscherm zichtbaar. Het hele traject hieraan vooraf was de rol van de Jaegerleitofficier onveranderd. Zeker daar het herkennen van de vijand nog een visueel gebeuren was.
We kunnen in tijdens de bezetting de luchtoorlog grof in de volgende fasen onderscheiden, waarbij iedere fase gedwongen door a) de technische ontwikkelingen en b) de opvattingen bij de Luftwaffe-leiding hieraan ten grondslag lagen, maar nog belangrijker was het tegenspel van de geallieerden. In mei 1940, na de inval, werden er haastig een 7-tal Freya-radars in Nederland geplaatst voornamelijk aan de kust als early-warning tegen engelse vliegtuigen, maar ook eentje in Harderwijk.De Zuiderzee was nu eenmaal niet voorzien van mens (Fluwa) en apparatuur en dus redelijk veilig. Een aantal van deze Freya's waren voorheen reeds op het waddeneiland Wangerooge ingezet geweest en waren daar ook beproefd.* Bron: K.O.Hoffmann.
Luftwaffe verbindingsdienst personeel opgeleid om genoemde apparatuur te hanteren. Er is een uitgebreide website waar al deze verschillende regimenten te vinden zijn. M.Holm/www.ww2.dk
De rapportages van de Funkmess-en Peilstellungen van de Luftwaffe worden op gecentraliseerde plaatsen verzameld en gerapporteerd aan de Jagdfliegerverbande doorgegeven. Heel vaak zijn de vooruitgeschoven Jagdfuhrungscentralen binnen de Funkmessstellungen 1. Ordnung ingesloten en worden von daar laagvliegers en infanterie meegenomen.
Bron: deutschesatlantikwallarchiv.de
Verklarend taalgebruik:
Luftwaffen nachrichten (dienst) = Ln-dienst = Luftwaffe verbindingsdienst
- Luftwaffe Funkmessgeraete = radars
- Jaegerleit Geraete = apparatuur om jachtvliegers te sturen/begeleiden naar hun doel
- Jagdfuhrungszentralen = gevechtsleidings commandocentrum vb Diogenes te Deelen
- Jaegerleitstellungen/JLO = radiopeilstations Luftwaffe vb Teerosen
- Funkaufklaerungs Geraete = peilapparatuur
- Flugmeldegeraet = (Freya) radar